De brasserie van Ter Ursulinen
Ik hoorde Nina voordat ik haar zag. Een luide, hartelijke lach. Ze verwelkomt me in de brasserie van woonzorgcentrum Ter Ursulinen, haar koninkrijk. De mensen die hier wonen, wachten al een paar minuten tot deze plek opengaat. Iedereen gaat meteen naar zijn gebruikelijke plaats. Er is er geen enkele toegewezen, maar de mens is een gewoontedier. Ze neemt de bestellingen op die ze al kent. Ze doet maar alsof. Maar dat is belangrijk, vertelt ze, omdat het hen het gevoel geeft dat ze in een echt café zijn. Een kleine groep volwassenen met een handicap komt aan en neemt plaats. Zoals elke donderdag staat het koor op het punt te beginnen. Cédric arriveert met zijn gitaar, deelt de liedboeken uit en vraagt Nina haar muziek uit te zetten.
Het koor kan beginnen. Alleen liedjes over liefde en vreugde. Velen van hen zingen met verve. De crèche hiernaast komt een kijkje nemen, tussen de soep en de patatten. De onthaalouder vertelt me dat het altijd fijn is voor de kinderen om de liedjes te horen. Ze gaan zitten op de eerste rij en staren Cédric gefascineerd aan. Een kleine groep diehard Scrabble-spelers begint een spel, met weinig aandacht voor wat er om hen heen gebeurt. Je kan voelen dat het partijtje heilig en het spel serieus is. Geen sprake van dat het koor dat zal verstoren! Nina biedt me een kopje thee aan en vertelt me over de Marollen, haar eigen wijk. Ze is er geboren, groeide er op en woont er nog steeds. Natuurlijk heeft ze nog op andere plekken gewoond, maar uiteindelijk kwam ze terug. Ook al is de wijk volgens haar erg veranderd. Hij lijkt in niets meer op de wijk van haar kindertijd, waar haar ouders een kruidenierswinkel hadden. Maar ze vertelde me dat ze voor geen geld ter wereld nog zou verhuizen. Als ik haar vraag waarom: “Omdat de wijk een ziel heeft die andere plekken niet hebben”.